Hoe effectief is microfinanciering in de strijd tegen armoede?

oktober 22, 2020

Nobelprijswinnaars Economie van 2019 Ester Duflo en Abhijit Banerjee werden onlangs in een interview in De Tijd[1] ingeleid als critici van microkredieten. Dat is een simplistische en vooral onjuiste synthese van hun werk rond de impact van microkredieten. Helaas ging het interview hier verder ook niet over.

In “Poor Economics: a radical rethinking of the way to fight global poverty”, beschrijven de twee professoren hoe ze klanten van de Indische microfinancieringsinstelling (MFI) Spandana uit Hyderabad hebben vergeleken met een gelijkaardige groep mensen die geen microkrediet afsloten bij Spandana of een andere MFI. Ze stelden vast dat microfinancieringsklanten wel degelijk meer kleine ondernemingen hadden opgestart dan de andere groep. Weliswaar vonden ze geen bewijs dat vrouwelijke microfinancieringsklanten een grotere controle over het gezinsbudget verworven hadden. Noch vonden ze een positieve impact op de uitgaven voor gezondheid of opvoeding van de kinderen. Toch waren ze van oordeel dat microfinanciering wel degelijk werkt, zij het bescheiden:

Als economen waren we best tevreden met deze resultaten: het hoofddoel van microfinanciering lijkt te zijn behaald. Het was geen wonder, maar het werkte. […] In onze ogen hebben microkredieten hun rechtmatige plaats verdiend als één van de belangrijkste wapens in de strijd tegen armoede.” [2]

Bij Incofin weten we dat microfinanciering geen wondermiddel tegen armoede is, maar dat – wanneer het op de juiste manier wordt ingezet – het mensen wel degelijk een perspectief op inkomensgroei biedt.

Om succesvol te zijn moet microfinanciering aan talrijke voorwaarden voldoen:

  • De MFI moet er bijvoorbeeld op letten dat het microkrediet op maat wordt toegediend: het bedrag mag noch te klein, noch te groot zijn. Het microkrediet moet een hefboom zijn voor de ondernemingsactiviteiten van de micro-ondernemer, zodat deze per saldo zijn omzet en winstgevendheid kan verhogen (bv door een krediet dat toelaat om meer bedrijfsvoorraden in te slaan);
  • Het terugbetalingsschema van het microkrediet moet aangepast zijn aan de terugbetalingscapaciteit van de micro-onderneming, zowel in termen van termijnen als bedragen.

Wij hebben een score-systeem uitgewerkt (Echos) dat nagaat of de MFI’s deze noodzakelijke flexibiliteit aan de dag leggen. Pas wanneer de MFI’s hierop positief scoren, zullen we een financiering overwegen.

 

Bedenkingen bij de analysemethode van Duflo en Banerjee

 Het wetenschappelijke werk van Duflo en Banerjee verdient alle respect. Maar men kan toch ook kanttekeningen bij hun methodologie plaatsen. Zo lijkt het overgrote deel van hun onderzoek naar microfinanciering zich tot Indische MFI’s te beperken. Dit zijn doorgaans MFI’s die over een zeer beperkt productgamma beschikken en geen andere diensten buiten traditionele microkredieten aanbieden. Dan gaat het meestal over groepskredieten. Nochtans is de microfinancieringssector zich sinds verschillende decennia veeleer op individuele kredieten gaan toeleggen: deze beantwoorden veel beter aan de individuele behoeften van elke kredietnemer.

Het traditionele model van microkredieten heeft de voorbije decennia steeds meer plaats gemaakt voor een ruimere benadering van “financiële inclusie”.  De Indische wetgever houdt de “scope” van Indische MFI’s echter heel beperkt tot kleine microkredieten, meestal aan vrouwengroepen. In andere regio’s (het Verre Oosten, Latijns-Amerika, Afrika) bieden MFI’s een veel ruimer gamma aan producten en diensten. Met een breder gamma kan men een ruimere waaier van lage-inkomensklanten vooruithelpen. Zo zijn aangepaste spaarproducten een belangrijk instrument voor de opbouw van het gezinsvermogen. Spaarproducten worden niet door traditionele Indische MFI’s verstrekt, tenzij via het zogenaamde verplichte sparen als voorwaarde voor toegang tot microkrediet. Andere voorbeelden van uitgebreide diensten die moderne MFI’s verschaffen vinden we in Cambodja waar een MFI onder impuls van Incofin een pensioenverzekering voor weduwen heeft ontwikkeld. Of zo is er de oogstverzekering voor kleine boeren in Nicaragua die onze partner-MFI samen met AXA heeft ontwikkeld met financiële steun van Incofin.

Daarenboven richt de sector van de “financiële inclusie” zich ook op KMO’s, waarvan de impact verder reikt dan die van individuele micro-ondernemers, onder meer door de door hen gecreëerde tewerkstelling.  Wie een oordeel over microfinanciering wil uitspreken, moet de veelheid aan hedendaagse vormen in ogenschouw nemen.

 

Microfinanciering als laboratorium voor impact-investeringen

Sociale investeerders zoals Incofin zijn in de loop van de jaren een steeds grotere aandacht gaan besteden aan nieuwe domeinen  buiten microfinanciering. Bijvoorbeeld de financiering van de landbouwketen waardoor kleine boeren toegang krijgen tot ruimere afzetmarkten. Het zijn economisch levensvatbare activiteiten met een grote impact op de levenskwaliteit van lage-inkomensgroepen. De investeringen in dit soort activiteiten noemt men “impact-investeringen”. Wij zien hoe decennia aan ervaring in microfinanciering deze nieuwe activiteiten hebben mogelijk gemaakt. Wij zijn er van overtuigd dat microfinanciering als een laboratorium heeft gewerkt, waarbij werd aangetoond dat her mogelijk is om te “ondernemen” met mensen aan de basis van de sociaal-economische piramide. Bepaalde kritiek op microfinanciering gaat volledig voorbij aan deze dimensie.

Hoewel we steeds kritisch moeten blijven over onze eigen activiteit, blijven wij geloven dat microfinanciering, financiële inclusie en impact-investeringen – indien juist ingezet – aan mensen perspectief bieden om te ondernemen en hun leven in handen te nemen.

 

Loïc De Cannière

22 oktober 2020

 

[1] De Tijd, 10 oktober 2020

[2] Banerjee, Abhijit and Duflo, Esther, “Poor Economics: a radical rethinking of the way to fight global poverty”, Publicaffairs, New York, 2011, p. 171.